Adrianus & Erasmus

Desiderius Erasmus Roterodamus (1466-1536):

Portret Erasmus door Hans Holbein (1497-1543)

Twee belangrijke figuren in de geschiedenis van de Nederlanden

Twee belangrijke figuren in de geschiedenis van de Nederlanden

De wegen van deze twee Nederlandse priesters hebben zich enkele malen gekruist, fysiek maar vooral in brieven. Beide priesters streden tegen geestelijke bekrompenheid en klerikale overdaad en machtsmisbruik. Hun beider wegen brachten hen naar de universiteit van Leuven, het toenmalige academische centrum van de Nederlanden. Nog steeds zijn in Leuven duidelijke tekenen van hun aanwezigheid terug te vinden. Ze staan beiden afgebeeld op de gevel van het stadhuis. Het Pauscollege, waarvan de restauratie dit jaar wordt afgerond, staat fier aan het Hogeschoolplein. Uit de nalatenschap van de paus werd dit huis gebouwd als huisvesting voor arme studenten. De resten van Erasmus’ Drietalencollege zijn bescheidener, maar van hem staat een prachtig standbeeld aan de Schrijnwerkersstraat.

Tijdens zijn rectoraat aan de universiteit had Adrianus 1502-1503 de student Erasmus leren kennen. Zij deelden de liefde voor de klassieke talen als instrument voor herbronning. Later bekoelde de liefde toen de discussie rond Erasmus pennenvruchten oplaaide en de universiteit van Leuven een nogal conservatief standpunt innam. Het project van het Novum Instrumentum (en later Novum Testamentum) kon niet op warme instemming rekenen van de universiteitsbestuurder Boeyens.

In zijn openingswoord voor de uitgave van de zes brieven die Adrianus VI en Erasmus elkaar hebben geschreven omschrijft Adrianus van Luyn, emeritus-bisschop van Rotterdam (1994-2011) de gemeenschappelijke boodschap van beide erudiete priesters: inzet voor de humane christelijke waarden van Europa. In een tijd van globalisering wezen zij op het belang van herbronning. De inhoud van christelijke waarden van barmhartigheid, rechtvaardigheid en mensenliefde gaan boven strategieën om rijkdommen veilig te stellen en machtsposities te versterken. Beiden zagen de noodzaak van de kerkelijke hervorming die zou moeten beginnen bij de leiding van de kerk.

Ondanks zijn hoge verwachtingen van de nieuwe paus, weigerde Erasmus op de herhaalde uitnodiging in te gaan van Adrianus VI om naar Rome te komen. Adrianus wilde dat Erasmus vanuit Rome zijn academische werk zou inzetten voor deze hervorming en zich duidelijk uit te spreken tegen Luther. Erasmus wilde zijn onafhankelijkheid niet verliezen: hij vreesde dat anderen zouden kunnen beweren dat hij zich had laten omkopen om zich aan te sluiten bij het kamp tegen Luther. Hij verkoos tot het einde van zijn leven de vrijstad Bazel.